Trouwe Kerkgangers

0
868
Kerk met vleermuizen 2

Je zit bij het ochtendgloren op het kerkhof van Tjerkwerd en je bent blij dat je er nog niet ligt, want er valt nog heel wat van het leven te genieten. Zeldzame meervleermuizen flitsen in zwermen door de lucht. Ze hebben zich volgevreten met insecten en houden nu nog wat vliegoefeningen voordat ze de kerk binnengaan om de dag door te brengen. Als hen de toegang niet door restauraties wordt ontzegd zijn vleermuizen zeer kerkelijke beesten.

Tekst: Koos van Zomeren foto: William Reppel

FOTOGRAFIE: GERARD SPAANS e.a.

De vlerken van de Friese nacht

Zal de meervleermuis worden behouden? lk hoop van wel, maar ik denk van niet. Lees hoe de laatste Westeuropese kolonie in de kraamkamer werd vergiftigd. Wie zegt dat het met de Nederlandse natuur niet goed gaat, praat onzin! Nederland heeft allang geen natuur meer! Hier noemt men een park een ,bos, een beschoeide zandwinningsput een meer en instinct kent men slechts toe aan een volkomen doorgefokte, afgerichte rashond, die pens eet van een biokalf. Wij kennen geen groter natuurbeleving dan een bezoek per ontploffingsmotor aan het laatste stiltegebied. Intussen boeren de meeste van onze diersoorten verder achteruit. Van de veertienhonderd Nederlandse plantensoorten die er rondom de eeuwwisseling waren, is 5,3 procent uitgestorven. Liefst 35 procent staat op uitsterven.

Wat de Nederlander van echte natuur weet, kan dus in een vingerhoed. Hij doet geestdriftig mee aan de huidige kruidengekte en gelooft nog altijd dat vleermuizen in je haar vliegen. Hij is geïnteresseerd in de onzin en in de curiosa. Niet in het feit dat vleermuizen nooit in je haren vliegen. Nog altijd kent ons land zeventien soorten van deze nachtelijke fladderaars; van de grotehoefijzerneus en de meervleermuis tot de oostelijke baardvleermuis en de laatvlieger. Wist u dat? Ik niet! Tenminste niet, voordat ik Aldo Mari Voûte ontmoette, wetenschappelijk medewerker van het laboratorium van Zoölogische Ecologie en Taxonomie aan de Rijksuniversiteit van Utrecht. In 1972 promoveerde hij op een proefschrift over de meervleermuis, waarvan de laatste Noordwesteuropese kraamkolonie zich bevindt in de oude kerk van Tjerkwerd in Friesland.

meervleermuis 6
vleermuizen hangen aan de zolder.

Vleermuizen worden niet bedreigd door voedselschaarste of de achteruitgang van het insektendom. Hun probleem zit eerder in de behuizingen. De meeste Nederlandse soorten verblijven in bunkergewelven, spouwmuren, forten en kerkgebouwen. De kerkrestauraties van de laatste jaren in Friesland hebben slechte gevolgen gehad voor de meervleermuizen. Het aantal kraamkolonies van deze dieren is daardoor sterk teruggelopen. In maart-april trekken de vleermuizen over een gemiddelde afstand van 350 kilometer naar hun zomerverblijf. Zegt Voûte: ,,Ze bewegen zjch niet van zuid naar noord, zoals de trekvogels, maar voor namelijk langs de grote waterwegen. Als zij in oktober teruggaan, zwermen zij in alle richtingen uit, behalve in die van de zee. De overwintering heeft plaats in grotten te België, Limburg en Duitsland; de randen van gebergten die zij op hun tocht vanuit het lage land het eerst tegenkomen. In april hangen de wijfjes in kolonies bijeen. De mannetjes leven in kleine groepen en blijven in de buurt. Zij hebben geen toegang tot de kraamkamer. Op het hoogtepunt van het vleermuisseizoen telde men vorig jaar in Tjerkwerd bijna zevenhonderd meervleermuizen. Bij de geboorte draait het wijfje zich om (kop boven) en spreidt zij de vlieghuid tussen staart en poten uit tot een soort valscherm, waarin het jong wordt opgevangen. Een vleermuiswijfje produceert slechts één jong per jaar, hetgeen de kwetsbaarheid van de soort aantoont. Sterft het jong, dan moet tot het volgend jaar worden gewacht. De jongen beginnen dertig tot veertig dagen na hun geboorte uit te vliegen. De eerste tijd blijven zij onwennig in de buurt van de kerk, schutterend als luidruchtige hommels.

meervleermuis 10
Een meervleermuis.

Vleermuizen leven altijd in het donker, het liefst weggekropen in tochtvrije, warme hoeken, waar de temperatuur wel tot 40 graden kan oplopen. Hoe meer warmte van buiten wordt aangevoerd, hoe zuiniger zij met eigen energie kunnen omspringen. Zegt Voûte: ,,Het zijn ook feilloze lichtmeters. Er is een duidelijk verband aangetoond tussen de klimatologische omstandigheden en het tijdstip van uitvliegen. Bij een wolkenloze hemel vliegen de dieren altijd later uit dan bij een bedekte hemel. Een uur voor zonsondergang begint de lichaamstemperatuur te stijgen. Dertig minuten tot een uur na zonsondergang hebben alle vleermuizen hun hangplaats onder het kerke dak verlaten en gaan op jacht naar nacht insecten. In het kader van een ingrijpende restauratie werd in de winter 1973-1974 een bespuiting van de kerkzolder in Berlikum uitgevoerd tegen boktorren, houtwormen en schimmels. De vleermuisvorsers hielden hun hart vast. Tot hun verbazing echter handhaafde de kolonie zich op de verwachte sterkte. In de loop van de zomer constateerde men een verschil tussen de bespoten dieren van Berlikum en de onbespoten exemplaren, die in de kerk van Tjerkwerd huisden. Op de Tjerkwerder vleermuizen wemelde het(zoals  gebruikelijk) van mijten, vlooien en wandluizen, maar op de Berlikumse dieren was vrijwel geen parasiet te vinden.

W de Jong
Deze man waakt over de laatste grote kolonie van meervleermuizen in Noordwest-Europa ; koster Wieger de Jong voor de Hervormde kerk van Tjerkwerd.

Voorzichtig-optimistisch bestudeerden de biologen deze ,,onverwacht gunstige neveneffecten” van een dergelijke bespuiting. Maar in de herfst was het mis en ontdekte men in de Berikums kerk zevenendertig dode, gemummificeerde dieren, die alle aan lindaanvergiftiging bleken te zijn overleden. Zegt Voûte: ,,Dat gif dringt zelf door de huid. Vleermuizen likken zich schoon. Toen de kolonie in het voorjaar van 1975 uit de winterverblijven terugkeerde, bleek er een duidelijke teruggang: nog slechts honderdzesenzestig stuks. Als gevolg van een tweede bespuiting in de zomer van 1976 zijn vrijwel alle jongen gestorven: honderd dieren. In 1978 hebben we veertig vergiftigde exemplaren gevonden. Omdat de gebruikte bespuitingsmiddelen een lang nawerking hebben, zijn we benieuwd of de kolonie zich van deze grote klappen zal herstellen of dat uiteindelijk ook de volwassen exemplaren voor de bijl zullen gaan.

Tijdens hun jarenlange nachtelijke observaties hebben Voûte en zijn medewerkers vele onbekende eigenschappen van de meervleermuis aan het licht kunnen brengen: onder andere het vliegen langs vaste routes die parallel liepen met drie kanalen. Men stelde vast dat de dieren bij windsnelheden van ? knopen in het geheel niet uitvliegen of slechts korte tripjes uiten de kerk maakte Een deel van de Beriikumse kolonie bleek zich in augustus plotseling te hebben gevestigd op de zolder van de kerk in het naburige Beetgum. Oorzaak: de aanwezigheid van veel vlinder waarvan de rupsen massaal in de bomen nabij deze kerk werden aangetroffen. En. . . vleermuizen geven lang niet altijd de voorkeur aan oude gebouwen boven nieuwe. Gebleken is dat vele naoorlogse gebouwen onderdak verlenen aan eenlingen en kolonies van diverse vleermuissoorten. Een moderne bungalow in Hollandsche Rading herbergt sinds enige jaren des zomers een kraamkolonie van ruim honderd dwergvleermujzen. In de stad Utrecht zijn het foeilelijke, holle plastic ornamenten, aangebracht tegen de gevels van hoge flatgebouwen, die onderdak bieden aan dwergvleermuizen Dit laatste bewijst natuurlijk niets, of het zou tot de slotsom moeten leiden, dat het moderne Utrecht, gelijk vele andere moderne steden, langzamerhand alleen nog voor vleermuizen geschikt is. En niet 1anger voor mensen, Tenslotte heeft een bejaarde vrouw in het hyper-Amerikaanse winkelcentrum Hoog Catharijne onlangs drie dagen wezenloos rond gedoold, aangezien zij aan niemand durfde te vragen waar de uitgang was.
Maar ik hoop dat Aldo Mari Voûte zijn strijd voor het behoud van de meervleermuizen  glansrijk zal winnen en dat hij al zijn voorwaarden voor de restauraties van vleermuisgebouwen ingewilligd krijgt. Het is immers al lang de hoogste tijd om ruim baan te maken voor de waarschuwende biologen. De hoogste tijd om oppermachtige, verwaande economen terug te verwijzen naar hun nietige plekje in het universum. Want eens, toen er nog bruinvissen voor onze kusten opdoken en er zalm in Rijn dartelde, waren onze nachten vervuld van velerlei gezoem, gebrom, gemurmel alsmede het vibreren van vleugels.

Maar de calvinistische rentmeesters van deze slibdeken hebben een hekel aan geluid dat niet kan worden ,,gepland”. Zij staan al lang niet meer toe dat er bilzenkruid groeit tussen het koren of blaartrekkende ranonkels voorkomen in onze bermen. Natuurbeheer komt dit koopliedenoord altijd neer op hetzelfde: wel sierkalebassen in de tuin, maar geen brandnetels. Wel een leuk alternatief voor de terugkeer van wolven op de Veluwe, maar geen spinnen in de schuur. En de grootste kunstenaar die wij kennen en vereren is Rien Poortvliet, die de werkelijkheid van onze wancultuur zorgvuldig en zonder de geringste persoonlijke emotie kopieert; de doorgefokte rashond met stippen, die zo goed bij de bekleding van de Volvo past, de volgevreten geknechte fazant het briesend paard (met een spuitje van de KI – ambtenaar verwekt) en lest best: de kabouter zelf. Poortvliet blijft dus onze enig-echte natuurkenner. En zodra er weer een diersoort of plantenfamilie is uitgestorven, maken wij er een Boek van de Maand van. Zelfs aan ons eigen sterven zullen we nog lekker verdienen.

Uit de Panorama nr 18-87.

LAAT EEN REACTIE ACHTER