Vleermuisonderzoek

0
949
Guido de Bont

De biologiestudent Guido de Bont (26) uit Beers is een nachtdraver, wat natuurlijk erg ongezellig is voor zijn vrouw. Ze berust evenwel blijmoedig en er is één troost: als het slecht weer is, blijft haar man thuis. Er is dan voor hem niets te halen, want de vleermuis vliegt bij zeer harde wind niet uit. En het is de vleermuis waarvoor Guido de Bont zijn nachtnest opoffert. Sinds juni is dat geheimzinnige nachtdier zijn studieobject te velde. Hij is er nog lang niet klaar mee en als hij over zijn onderzoek begint te vertellen, wordt hij steeds enthousiaster.

Zijn belangstelling gaat met name uit naar de meervleermuis (Myotis dasycneme), één van de ongeveer zeven soorten die we in Friesland voor handen hebben. Er is wat bijzonders aan dat beestje wat betreft zijn woongebied. In Nederland wordt hij zomers namelijk alleen in Friesland aangetroffen en deze provincie is tegelijk de enige bekende verblijfplaats in West-Europa. Verder komt de meervleermuis op enkele plaatsen in Rusland voor. Een curieuze zaak en uiteraard bijster interessant voor biologen. Zekere Aldo Mari Voute is in februari van dit jaar zelfs doctor in de wiskunde en de natuurwetenschappen geworden op een proefschrift, dat geheel gewijd is aan de Friese meervleermuizen.

Biologiestudent Guido de Bont en zijn vrouw in het nachtelijk duister naast de Tjerkwerder kerk. Het geluid, dat de uitvliegende vleermuizen maken en dat door het menselijk oor niet kan worden opgevangen, wordt door gevoelige apparatuur geregistreerd. Op deze wijze kan men nagaan hoeveel vleermuizen die nacht op jacht gaan.

Berlikum
Meneer Voute heeft daartoe jarenlang het gedrag van de kolonie in de toren van Berlikum bestudeerd. Hij woonde al die tijd in het pand Buorren 18 en rukte bij goed weer iedere avond uit met zijn apparatuur teneinde het vel en wee van de meervleermuis te registreren Zijn dissertatie telt l50 dichtbedrukte bladzijden. Hij heeft vele raadsels ontsluierd, maar lang niet alle.

Voor Guido de Bont is er een groot arbeidsveld blijven liggen. Zijn operaterrein ligt in Tjerkwerd, waar de zolder van de hervormde kerk de grootste „kraamkolonie” meervleermuizen van Friesland herbergt. Er zijn daar rond vierhonderd volwassen dieren geteld.De meervleermuis kwam vroeger behalve in Tjerkwerd en Berlikum ook voor in Kollum, Wartena, Sloten en Goutum en buiten Friesland verder nog op één plaats in Noord-Holland. De kolonies zijn daar verdwenen, meestal door ingrijpen van de mens. De vleermuis verblijft bij voorkeur ep de goed beschutte zolders van oude kerken of huizen. Waar gerestaureerd wordt of gesloopt, heeft de vleermuis geen boodschap meer. in Friesland zijn Kollum, Wartena, Sloten en Goutum afgevallen, maar er zijn inmiddels vier andere N hebben, laten ze er een jonge vleermuis verblijfplaatsen voor in de plaats gekomen.

Zuinig zijn
De mensen van de Rijksuniversiteit (dr. J. W. Sluiter is één van de grote deskundigen) houden die plaatsen liever geheim. Te grote belangstelling van de mensen zou de vleermuizen verjagen. Ook voor Berlikum en Tjerkwerd geldt trouwens het „liever geen bezoek”. Het onderzoek daar wordt met de grootste omzichtigheid uitgevoerd, want de biologen vinden dat we erg zuinig moeten zijn met deze unieke nachtdieren. Zeldzaam zijn ze in Friesland nog niet, maar enige bescherming is wel nodig. De goegemeente heeft nooit veel moderatie met de in veler ogen griezelige vleermuis gehad en verbant hem ook nu nog liever vandaag dan morgen van kerkzolder of uit de schuur.

Wat nu die meervleermuis betreft, hij komt in het voorjaar vanuit de grotten in Limburg, België, West-Duitsland, waar hij heeft overwinterd, naar Friesland en blijft hier tot het eind van de zomer. De grote kolonies zoals die van Berlikum en Tjerkwerd, bestaan alleen uit vrouwtjes, die hier hun jongen krijgen en grootbrengen. De mannetjes moeten wel ergens zijn, maar men heeft er in al die jaren van onderzoek maar één aangetroffen en wel in Lutkewierum.

Mannetjes
Ze leven solitair en dat, maakt het onderzoek naar het gedrag van de mannetjes zo moeilijk. Vermoedelijk zijn ze reeds in augustus op vrijersvoeten. Daar gaan ze trouwens mee door tot in de winter en zelfs tijdens de korte onderbrekingen van de winterslaap gaan ze achter de vrouwtjes aan. De vrouwtjes hebben daar helemaal geen bezwaar tegen, maar ze zorgen er wel voor, dat de jongen op een tijdstip, dat het goed gelegen komt, ter wereld komen. Ze slaan het sperma gewoon een tijdje in hun lichaam op en pas als ze de zomerse kraamkolonie bereikt hebben, laten ze er een jonge vleermuis uit groeien. Het jonge grut krijgt op deze wijze ruimschoots de tijd volwassen te worden voordat het voor de winterslaap terug moet naar de grotten.

De jonge vleermuizen hangen in een grote kluit in de kraamkamer. Dat laatste is nodig om de temperatuurschommelingen op te vangen. Het maakt het zogen door de respectievelijke moeders natuurlijk wel moeilijk. Vast staat het niet, maar het lijkt erop dat de moeders daarom maar gewoon een jong te drinken geven, ‘t kan niet schelen welke, als ieder maar wat krijgt. Kollektieve opvoeding alzo uit praktische overwegingen.

Gehoor
Over de jachtgewoonten van de meervleermuis is meer bekend. Guido de Bont en zijn voorgangers hebben heel wat nachten doorgebracht in de nabijheid van de kraamkolonies om daarover gegevens te verzamelen. Zulks geschiedt o.m. met apparatuur, die de geluiden registreert. Het menselijk oor kan die geluiden niet horen, de gevoeligheid van het menselijk oor reikt slechts tot circa 20.000 Herz (dat zijn 20.000 trillingen per seconde). De vleermuis haalt echter de 120.000 Herz.

De meervleermuis opereert boven water, liefst boven vaarten van een meter of twaalf. Het staat wel vast, dat hij zich via zijn „sonar” op de oevers oriënteert. Dat systeem is niet toereikend voor grote afstanden. Als je de meervleermuis zou vangen en op tien kilometer afstand van zijn verblijfplaats zou loslaten, dan zou hij waarschijnlijk over land de weg niet meer vinden. Daarom heeft hij de smalle vaarwaters van Friesland nodig en vandaar ook dat hij in ons wijde, vlakke landschap met zijn vele vaarten en kanalen stand houdt. Hij slaagt er overigens wel in aan het eind van de zomer zijn winterverblijfplaats terug te vinden. Het lijkt erop, dat de Friese populatie via de kanalen van Groningen naar het Teutoburgerwoud trekt, maar hoe dat precies gaat, weet men niet.

De Tjerkwerder kolonie heeft een groot jachtgebied. Guido de Bont heeft nagegaan, dat deze vleermuizen tot in Bolsward en voorbij Hichtum vliegen en verder tot Wommels, IJlst, Osingahuizen, Makkum en via Ferwoude in de richting Workumn. Ze keren één keer in de nacht terug om de jongen te voeden. Na zes weken vliegen de jongen mee uit en het duurt daarna twee jaar voordat die jonge vleermuis zelf aan de -instandhouding van de soort kan meewerken. Met eentje tegelijk, want meer krijgen ze niet. Erg nodig is zulks ook niet, omdat de vleermuis weinig natuurlijke vijanden heeft. Als de mensen hem een beetje tegemoet komen door zijn kraamkamers zoveel mogelijk te ontzien en als er ondanks alle effectieve bestrijdingsmiddelen nog wat insecten overblijven, dan zal het met de meervleermuis in Friesland voorlopig nog wel gaan.

Nog wel dit: de onderzoeker uit Beers (woonachtig op nummer 10, telefoon 05106-288) ontvangt graag meldingen over vleermuizen, niet over eenlingen, maar over groepen en kolonies.

LC 4-9-1972

LAAT EEN REACTIE ACHTER