As ik oan myn bernejierren

0
999

Open brief aan de geachte dichter van ,,Ode oan Tsjerkwert”

Aurora, Jan. 1966.

Voor me ligt de krant met “ode oan Tsjerkwert” en deze brief had in de Friese taal moeten zijn, maar hoewel ik het praat en lees, het schrijven is altijd moeilijk geweest, Ik hoop, dat me deze tekortkoming vergeven zal worden.

Ik wil U allereerst bedanken voor deze ,,Ode oan ‘t doarpke dêr’t ik ‘t earste libbensljocht seach, want deze Ode gaf me een gratis ,,sentimental journey home, Er wordt hier dikwijls gezegd:,Het is onmogelijk om terug te gaan naar wat je verliet, toen je emigreerde, omdat alles ook daar veranderd is, maar deze ,,Ode oan Tsjerkwert heeft het klaar gespeeld ea ik zal proberen enige herinneringen op papier te zetten, die na het lezen van uw ,,ode bij me opkwamen en af en toe vergezeld gingen van een zekere druk in de keel.

Hoe oud je present bent, wanneer je geheugen begint te werken, weet ik niet, maar het eerste straatliedje dat ik me herinner is: ,,Marietje vrijt een hele tijd…….” Als kleine jongen gingen we zondags bij de brug staan om de enkele boeren, die toen nog met de sjees kwamen af te wachten en de ene auto, die een nogal zwaar persoon naar kerk bracht.

We gingen dan onder elkaar als jongens uitzoeken of deze persoon links of rechts zat, wat heel duidelijk te zien was, n.l door er op te letten naar welke kant de auto hing.
En dan de boerinne, die zwaar op z’n zondags gekleed naar kerk ging, maar haar kousen slordig aanhad, dat ook dat onder de jongenspretjes werd gerekend.

Hoe we speelden met ,,bonkene kei”, of met een oud deksel in de hand, het dorp door draafden als buschauffeur, of bij Schukken stonden te zien hoe ze de paarden besloegen of een hele enkele keer een echte film hadden hij Schukken met ,,Pietje Pelle en zijn Gazelle”.

De brug speelde een belangrijke rol in je jongensleven, eerst al het wonder dat één man zo’n zwaar stuk op kon draaien, dan de vele malen, dat een schip met stro kwam vast te zitten en één keer was het zelfs een reden tot een verkeersprobleem, toen een boot vast had gezeten en één auto in Tjerkwerd stond te wachten en 3 auto’s op de veg om het dorp in te gaan. Maar politieagent Jaarsma loste dat op door eerst de auto uit Tjerkwerd te laten voorgaan, voor die andere twee het dorp in mochten.

Voorheen had je Feenstra als agent, die heeft mijn bal eens afgenomen, omdat we voetbalden op ,,t âld Hiem. It Âld Hiem waar gekaatst werd met een zachte bal door Bote en Harm de Boer, Pier de Haas en anderen en waar we als jongens voetbalden.

Soms haalden we oud glas bij een verver vandaan en als het dan wat donker werd schoten wij bij een zeker huis de bal hard tegen do muur, gooiden t oude glas tegen de muur en riepen: ,,Rút Kapot” en dan lopen.

Dan het haas en hondspel, één stond voorover tegen de rnuur, één sloeg hem op zijn rug al zingend ,,IeIe biele biete, hoe zal iemand hoe zal iemand hiete, haas of hond, en dan wees hij naar éèn van de andere kinderen, degene ,die gebogen stond, zei dan ,,haas” of ,,hond” en als allen gekozen waren dan moesten de honden de hazen vangen.

De brug, of beter, het brugplein, was het, middelpunt van het dorp, daar kwamen de mannen ‘s middags voor eén uur nog even bij elkaar -voor de klok één sloeg en ieder weer begon te werken. Eens op een mooie dag, lagen twee mannen een slaapje te pikken en in zo’n twee wielse wagen. twee andere mannen zagen dit, en voor het tweetal slapers er erg in hadden, lagen ze met wagen en al in de trekvaart.

Een minder prettige herinnering is de dag, dat ik op de brug stond en daar één van onze witte duiven in het water dreef. Toen was het hard lopen naar huis, zodat niemand kon zien dat je huilde.

‘t Is gek hoe sommige gebeurtenissen je steeds helder voor ogen staan. Daar was de dag, dat we uit school kwamen, ik was ongeveer 7 en daar bij Reidsma stond de auto van de reiziger in margarine, die daar vandaan naar het brugplein reed om Deelstra, Zwaagstra en Sietsma te bezoeken, dat wisten we wel. De auto’s van toen hadden van die brede treeplanken en toen de reiziger instapte, ik vlug op die treeplank gaan staan. voor een vrije rit met andere jongens als toeschouwers. Maar plotseling, voor de rit begon, werd ik hard van achteren aangepakt en met een ,,Bliksemse jonge, moast in ûngelok hawwe? op de weg gezet door Meindert Boersma, de slager. Ik schrok zo, dat ik kwam er niet helemaal droog voor weg.

Een andere sport, waar je nogal eens nat voor weg kwant, was polsspringen en t springen zonder pols en dan tegen elkaar, steeds breder, tot het iets te breed was en dan…….plons. Dan was er de boot van Piet en Romke, die we afwachten of op de kade bij Zwaagstra’s pakhuis of op ‘ t Syl bij Reidsma, dan met 2 of 3 de zakken op de reling zetten, zodat Piet en Romke ze zo op de schouder konden nemen en in het pakhuis dragen. Ons loon bestond dan meestal uit apenootjes of soms wel een dubbeltje en ‘s zomers: mocht je mee met de boot naar Sneek.

Toen de slagerij-boerderij van Bakker opbrandde op ‘t einde van de Syl ging een stukje geschiedenis de lucht in, in de stal zaten de mannen vaak te kaarten en moesten wij als jongens apenoten of sigaretten voor hen ophalen.

Tjamme Draaijer speelde een rol in ons leven, als het die tijd van het jaar was dat op school harddraven aan de beurt was, dan ging je naar Tjamme Draaier voor een oude fiets.hand, die je dan in stukken sneed en onder je voeten vastbond, gymschoenen waren er toen niet bij; veel te duur en vergeet niet Rinze de Jong, de schoenmaker. Als de voetbal kapot was, dan ging je daar heen en boven op zijn werkplaats met een mooi uitzicht in de richting Blauwhuis en de reuk van leer en schoensmeer, wachtte je dan, terwijl Rinze de bal weer naaide en tevreden was met een ,,vriendelijk bedankt.”

Dan de oorlogsjaren, toen het dorpsleven nog meer één werd. Tjerkwerd is die oorlg goed doorgekonen. Jan Heins riep het rond en hoewel slechts 14 jaar, we waren er hij toen de Hiemsdiik werd doorgegraven. En Wiebe Antonides en ik draaiden de Ymswouder brége omhoog toen de eerste moffen van Bolsward naar Workum kwamen.

Toen als vrijwilliger in dienst, later in de kost in Groot Mokum en in 1950 naar Canada. Maar waar je ook zit, je geboorte plaats waar je opgroeide, blijft van belang, ‘t blijft it Âldershûs.
Hoe langer je weg bent, hoe minder het trekt en je weet, je kunt nooit meer terug gaan naar het dorp, dat je verliet, want t dorp is veranderd de mensen zijn veranderd en zelf ben je ook dezelfde niet meer. Maar ,,Ode oan Tsjerkwert” heeft me even terug gebracht naar, “toen” Herinneringen in dit briefje gezet. zijn maar enkele die in me opkwamen, maar ik wilde dit als een “tankje wol” aan de dichter schrijven.

En oan Tsjerktwert: Een gelukkig 1966 en nog vele jaren in vrijheid en eenheid en wie weet nog eens tot ziens.

KLAAS VAN DER WAL,
Wellington Str. West,
Aurora (Ont.) Canada.

Deze brief stond in de Bolswarder krant.

Gekregen via Ria Speerstra van Annie Gietema-Reitsma.

LAAT EEN REACTIE ACHTER
DELEN
Vorig artikelVervoer
Volgend artikelSkûtsjes