Vleermuiskolonie in Tjerkwerd

0
669

Grote belangstelling voor waardevolle vleermuiskolonie in Tjerkwerd. Op het eerste gezicht zou je het misschien niet geloven, maar het dierenleven in Friesland is uniek voor Nederland en zelfs voor Europa. Het klinkt haast ongeloofwaardig als blijkt dat Friesland al jarenlang grote bekendheid èn aandacht geniet, doordat juist hier vleermuizen voorkomen die elders alleen maar uit het Europese deel van Rusland bekend zijn. Over de meervleermuizen die het onderwerp van dit artikel zijn, werd op 5 maart 1979 in Tjerkwerd een lezing gehouden door dr. A.M. Voute; een bekend vleermuis-kundige van de Rijksuniversiteit te Utrecht.Op de zeer druk bezochte vergadering bleek de grote belangstelling die momenteel bestaat voor de vaak nog wat mysterieuze vleermuizen en hun bescherming. De avond werd georganiseerd op initiatief van de kerkvoogdij van de Ned. Hervormde kerk van Tjerkwerd, de Vereniging Dorpsbelang en door de Fryske Foriening foar Fjildbiology (de FFF).

Restauraties vragen aandacht
Twee zomers geleden, in 1977, stond niet alleen in de Friese dagbladen, maar ook in de landelijke kranten het bericht, dat vele tientallen vleermuizen dood waren aangetroffen op de kerkzolder van de Ned. Herv. kerk te Berlikum, nadat dit gebouw ‘s winters was behandeld met conserveringsmiddelen. Waarom eigenlijk zoveel aandacht voor vleermuizen? Veel mensen weten immers uit verhalen en films zoals „Dracula” niet beter of vleermuizen zijn enge, geheimzinnige dieren. Het volstrekt onjuiste verhaal dat ze in je haren vliegen, doet trouwens nog steeds de ronde. Soms zoeken vleermuizen een goed onderkomen in de spouwmuur van een nieuwbouwwoning en elke zomer komen hierover verontruste telefoontjes binnen. De „klachten” blijken steeds echter meer met onwetenheid dan met overlast te maken te hebben. Ondanks deze verhaaltjes en reakties neemt de positieve belangstelling voor vleermuizen de laatste jaren zó sterk toe, dat we hopelijk nog op tijd zijn om ze voor nóg verdere achteruitgang en volkomen uitroeiing te behoeden. Restauraties van (kerk-)gebouwen en vooral de behandeling van het houtwerk met fungiciden en insecticiden (gifstoffen tegen schimmels en tegen insekten zoals bijv. boktorren en houtwormen) vormen soms een rechtstreekse bedreiging voor de aanwezige vleermuizen. Dit was ook in Berlikum het geval, met als triest gevolgde vrijwel volledige ondergang van de op één na grootste kolonie van meervleermuizen in Nederland. De grootste en één van de zeer weinige overgebleven kolonies bevindt zich op de gewelven van de kerk in Tjerkwerd. In nauw overleg tussen de kerkvoogdij, dr. Voute, Monumentenzorg en het Staatsbosbeheer wordt getracht om deze kostbare en unieke kolonie te sparen. In de zomer, wanneer zowel de wijfjes als hun jongen op de zolders worden aangetroffen, zijn hier meer dan 600 vleermuizen aanwezig! Dit aantal wordt nergens — ook niet met andere vleermuissoorten — in Nederland geëvenaard. De kolonie wordt uiteraard tegen elke ongewenste verstoring bewaakt en bij herstelwerkzaamheden aan de kerk wordt zorgvuldig rekening gehouden met zijn zo kwetsbare bewoners. Andere „huisvestigingsmogelijkheden” zijn er nauwelijks, omdat vleermuizen zeer plaatsgetrouw zijn en terug zullen komen naar Tjerkwerd, ook als er werkzaamheden zouden zijn uitgevoerd aan de kerkzolders. Juist hierdoor is het grote gevaar aanwezig dat verkeerde conserveringsstoffen in het houtwerk alsnog de vleermuizen zullen vergiftigen. Bij chemische bestrijdingsmiddelen tegen boktorren en houtwormen is de kans hierop groot, omdat de insecticiden een zeer lange werkingsduur hebben en ook vleermuizen uitermate gevoelig blijken te zijn.

De vraag waarom vleermuizen onze bescherming nodig hebben is echter niet alleen een kwestie van zeldzaamheid en een steeds verder toenemende hedreiging doordat kerken en andere gebouwen worden gerestaureerd, holle bomen worden gehakt en hun overwinteringsplaatsen verdwijnen (maar daarover straks meer). In eerste plaats vormen vleermuizen een erg kwetsbaar stukje natuur, dat zich duizenden jaren lang in stand heeft weten te houden en waarvoor wij de verantwoordelijkheid dragen dat ze behouden blijven. Een etisch motief dus, als men het zo wil noemen, maar ge-gelijkertijd ook het in stand houden van een rijke en gevarieerde omgeving waarin wij zelf graag willen leven. Vleermuizen tenslotte zijn insekteneters; ze doen geen mens kwaad en trouwens het motief om de natuur te behouden met een indeling in „nutig” en „schadelijk” brengt ons geen stap verder.

Friesland en „zijn” meervleermuizen
De meervleermuizen van Friesland zijn zoals gezegd uniek. In Friesland zijn slechts 8 zomerverblijfplaatsen bekend. Vroeger waren er ook nog enkele kolonies in Noord Holland. Verder komen er geen kolonies in Nederland voor. In het voorjaar, tegen eind maart — begin april komen de meervleermuizen weer in de zomerverblijfplaatsen terug. De winter hebben ze doorgebracht in grotten en kalksteengroeven in Zuid-Limburg, België en Duitsland en afstanden van 350 km. zijn niet ongebruikelijk tussen de zomer- en winterverblijfplaatsen. In juni worden de jongen geboren die na ruim een maand zelf ‘s avonds uitvliegen. De geboorte gaat zeer bijzonder in zijn werk: het wijfje hangt met haar kop naar boven, de staart wordt met de vlieghuid omhoog gekruld en het jong wordt dan tussen de achterpoten in deze vlieghuid opgevangen. Het jong is dan nog blind en heeft grote duimen en nagels zodat het langs de buik van het wijfje naar boven klimt en zich stevig aan een van de tepels vastbijt. Het diertje blijft nu enige tijd met de moeder meevliegen, maar wanneer het wat groter wordt blijft het achter op de kerkzolder wanneer de moeder ‘s nachts op insektenjacht gaat. Voute vond tijdens zijn buitengewoon interessante onderzoek aan de vleermuizen van Berlikum, dat de moeders van jongen die ‘s avonds nog niet uitvliegen, in de loop van de nacht een keer extra terugkomen op de kerkzolder, waarschijnlijk voor een tussentijdse voeding van de jongen! Voor meervleermuizen is Friesland een ideale provincie, want deze vleermuissoort jaagt bij voorkeur langs tamelijk lange stukken breed, open water. Hier kunnen wij de vleermuizen ‘s avonds gemakkelijk waarnemen en ook horen langsvliegen door de hoge tikgeluidjes waarmee zij zich in het donker oriënteren. Deze oriëntatie,
ook wel sonar genoemd, houdt in dat de vleermuis erg hoge geluiden uitzendt, waarvan hij de echo weer opvangt. Sommige van deze geluiden, en dan uiteraard de niet àl te hoge, kunnen wij horen als de vleermuizen langs de waterkant voorbij vliegen.

De winterslaap in het zuiden
In de winter hebben de vleermuizen een goed heenkomen gezocht in vorstvrije grotten en ondergrondse kalksteengroeven die wij uit Zuid-Limburg kennen, bijv. de St. Pietersberg, de „grotten” van Valkenburg, Sibbe en nog tientallen andere voormalige mergelgroeven. Deze winterverblijfplaatsen nemen al jarenlang in aantal, oppervlakte èn geschiktheid af. De cementindustrie ENCI kreeg in de vijftiger jaren concessies om zeer grote gedeelten van de St. Pietersberg en andere kalksteengroeven bij Maastricht af te graven en onlangs is er heftig verzet gerezen onder de Zuid-Limburgse bevolking en bij vele landelijke organisaties, omdat de ENCI in haar landhonger uitgerekend het mooiste nog resterende stukje Zuid-Limburg wil afgraven. Dit stuk, het zgn. Plateau van Margraten, bevat niet alleen schitterende kalksteengrotten waarin ‘s winters vleermuizen overwinteren, maar het is tevens uitstekende landbouwgrond en het stukje Limburg bij uitstek voor tourisme. Daarmee sluit, zoals zo vaak, de cirkel: bedreiging van dieren- èn plantensoorten betekent altijd de bedreiging van de plaats waar ze voorkomen. Wanneer we dit laatste in stand houden, behouden we niet alleen de diersoorten, maar daarmee vooral een rijke leefomgeving. De goede samenwerking en de zeer grote belangstelling die momenteel bestaan om vleermuiskolonies onder meer op kerkzolders te bewaren, vormen een weliswaar kleine, maar zeer haalbare stap in de goede richting. Wie meer wil weten over vleermuizen of andere dieren en planten, wende zich tot het contactadres van de Fryske Foriening foar Fjildbiology, pia Fries Natuurhistorisch Museum, Herestraat 13, Leeuwarden; tel.: 05150-29085.

Gerbrandt Wiersema

WON 27 6e jaargang nr. 2 — augustus 1980
Dierenleven in Friesland uniek voor Nederland

LAAT EEN REACTIE ACHTER