In de afgelopen zomer liep ik op een middag door het winkelcentrum van Sneek. Daar werd ik staande gehouden door een oude schoolvriend.
Na wat heen en weer gepraat zei hij plotseling. “Ik denk nog wel eens aan jullie. Vooral aan de Kerstdagen van 1944.” Verbaasd keek ik hem aan. Ik wist niet wat ik hoorde. Maar het zette mij wel aan het denken. Ik zou het op papier moeten zetten. Juist in deze tijd van zo veel te veel is het goed te vernemen dat het ooit anders was en dat het weinige van toen voor een ingetogen kerstfeest zorgde dat wel heel ver weg staat van de gecommercialiseerde versie die we tegenkomen in onze jacht op versiering, lekkers, nieuwe kleren of andere cadeaus.
Kerst 1944
De decembermaand van 1944 was een zeer trieste maand. Meer dan vier jaren oorlog had zijn sporen nagelaten. Er heerste armoede, de winkels waren akelig leeg, de stroom was op en het turfhok leeg. Koning Winter gooide nog een schepje droevenis bovenop de ellende die de bezetter teweeg bracht. Want het was koud, bitterkoud en er lag heel veel sneeuw die hoog tegen de muren was opgewaaid. Maar wij kinderen vonden het prachtig. Op het Aldhiem lag de sneeuw tot aan de dakgoot van de timmerwinkel van Willem Wijnia. We maakten er een glijbaan van en gleden op afgedankte blikken reclameborden naar beneden. Al die sneeuw gaf vertier en deed de zorgen van die tijd even vergeten, zorgen die er wel degelijk waren.
Wij woonden op de Kerkstraat nummer 11, in het kostershuis naast de consistoriekamer: heit, mem, Michiel, leke en Annie. En mem was in verwachting van Sjoerd. Het was maar een gewoon gezin met al haar dagelijkse beslommeringen. Een gezin dat de oorlog moest trotseren net als al die anderen. Met alle beperkingen en het gevaar van een vijand die niet te vertrouwen was.
Tegen die achtergrond leefden we toe naar de kerstdagen, een feest van licht en vreugde. Maar reken maar dat het toen zwart was om de mensen heen. Desondanks verscheen het Licht ook toen weer in die duisternis van onderdrukking en armoede. Heit Wieger was een man die altijd het goede naar voren wist te halen, zo ook met de kerst in die strenge oorlogswinter.
De kerstboom
Op een avond ging vader naar buiten met een zaag om een tak uit de taxus te zagen. Die tak werd op een stoof geplaatst. Met stukjes garen werden de takjes wat uitgetrokken. Hier en daar werd er een gekleurd lintje opgehangen dat mem had opgezocht in oude doosjes en laatjes. En zo stond er een pracht van een kerstboom bij ons in de kamer. Ik weet nog dat ik de volgende dag zo trots als een pauw op school kwam. Ik moest er natuurlijk over vertellen. Zo iets moois kon ik onmogelijk voor me houden. Wij hadden een kerstboom! Vol ongeloof keken de andere kinderen me aan, alsof ik vertelde over iets totaal onbereikbaars in die donkere oorlogstijd. Het gevolg was wel dat de hele klas na schooltijd bij ons in de kamer stond. Met gepaste trots stond ik erbij terwijl zij de kerstboom met bewondering bekeken. Dat had vader toch maar mooi voor elkaar gekregen. Wat een warmte trok door me heen, wat een gevoel van gelukzaligheid maakte zich toen meester van mij. Het was de eenvoud zelve maar toen, in die tijd van beproevingen, steeg het op tot ongekende hoogte. De armoede stond zo weinig toe, maar dit simpele geluk wist de harten te veroveren van ons gezin in de Kerkstraat.
Kerstdagen en chocolademelk
Zo kwamen de kerstdagen in zicht. Het was ‘glûpende kâld’ in die strenge oorlogswinter die later bekend zou staan als de Hongerwinter. Er werd extra hout gekapt – dat kon hier nog, maar in de grote steden was de nood de mensen tot de lippen gestegen – om toch nog een beetje warmte en gezelligheid in huis te hebben. Het hout kwam van een boom van de Tjerkwerdersyl. (nu Waltaweg) Volgens mij verzorgde de kerk toen een verloting van alle bomen die elk in vier stukken werd verdeeld: het worteldeel, de stam die in tweeën ging en tenslotte de takken. Ik herinner me nog dat we van de vierde boom het derde lot trokken. Dat betekende dat we de takken hadden en daar waren we niet ongelukkig mee. Maar ze moesten nog wel kapot natuurlijk. En zo gingen de voorbereidingen op de kerstdagen voort.
Bij de kerst hoorde toch ook chocolademelk. En er was eigenlijk niks meer. Het werd als volgt opgelost. De melk kwam bij Rouke de Boer vandaan, de veehouder op Veldhuizen. Suikerbieten van ons volkstuintje aan de Trekvaart bij lemswâlde werden in plakken gesneden en uitgekookt. Dan bleef er een stroperige, zoete massa over. Dat deed dienst als suiker. Tot slot kwamen er nog wat chocoladerepen bij de familie Eeuwke Reidsma vandaan, uit zijn winkel naast de school. En dat bij elkaar werd de lekkerste chocolademelk die wij ooit hadden gehad. Er werd ook extra tarwe gemalen, in de oude koffiemolen. En dat ging naar buurman Roelof.
En zo werd het kerst. Op de eerste kerstdag, in de avond, werd het kerstfeest in familiekring met vrienden gevierd. De verduistering werd in orde gebracht, want van buitenaf mocht je geen licht zien. En vader ging op de uitkijk staan, want je mocht ‘s avonds bij duister niet over straat. Een voor een kwamen ze in die avond door de sneeuw ons huisje in de Kerkstraat binnen: beppe Antje, tante Griet, ‘oom Rinze, tante Akke, de Draaijers, de De Jongs, Rein en Akke Oostenveld, de kinderen Renze, Jan en Ans Zwaluwa, de onderduikers, de evacues, enz. Al gauw zat de hele kamer vol gasten. De ruimte was verlicht met een carbidlamp, met drijvertjes en stukjes kaars. Voor nood stond er een oude fiets in de hoek van de kamer. Om de beurt zat daar iemand op te trappen om wat extra licht te krijgen. Ondertussen gingen mem en tante Griet de kring rond met een dampende ketel zelfgemaakte chocolademelk.
Het Kerstverhaal
Toen kwam het moment waarop Beppe Antje het Kerstverhaal ging voorlezen. Ik zie het ‘àlde minske’ daar nog zitten achter de oude houten tafel, omringd door al die aandachtige toehoorders en die flakkerende lichtjes. Dan klonk met heldere stem het verhaal over de geboorte van het kindje Jezus. Dat was in die tijd een indrukwekkende gebeurtenis. Het verhaal kwam uit de Kinderbijbel van Kind en Zondag. Daarna ging heit achter het orgel zitten spelen, zo’n oud trapharmonium waarvan de blaasbalk van tevoren secuur was geplakt. Alle bekende kerstliederen werden gezongen. Het was zo ingetogen en het klonk zo prachtig in die grote consistoriekamer. Het Stille Nacht klonk door de beslagen vensters, de klanken zochten hun weg langs de besneeuwde straten en stegen rond de kerk. Verder was het buiten toen ook echt stil. En wat zongen we “Ere zij God” ook vol overgave en niet te vergeten het “Vrede op Aarde”.
Nou, die Vrede was toen nog ver te zoeken. Ondanks alle ellende die er heerste was het met al die verschillende zangstemmen, van jong tot oud, zo sereen, zo eerlijk, zo hoopvol ook. En daarom was KERST 1944, in al zijn eenvoud, een van de meest aangrijpende kerstvieringen die ik ooit heb meegemaakt.
Ik wens u en de uwen een gezegende Kerst toe en een gezond 2005.
M.W. de Jong